Bijles houdt in dat het leren een klein zetje krijgt. Er zijn niet echt problemen, maar toch vlot het leren niet zo goed. Dat kan bijvoorbeeld komen doordat de persoon een manier van leren heeft die niet zo goed werkt, zoals alles van buiten leren en bij de toets uitsluitend het geheugen inschakelen. Of iemand is een hele tijd uitgeschakeld door ziekte en moet nu een grote inhaalslag maken. Als hij dat alleen moet doen, lukt dat soms minder goed. Het komt ook voor, dat zo’n ziekteperiode langer geleden is, waardoor basisleerstof niet goed beheerst wordt. In hogere leerjaren kan dit enorm opbreken. Dan kan bijles een waardevol middel zijn om het leren op een iets hoger plan te tillen. Als het kinderen en jongeren betreft, is overleg met de school belangrijk. Daarbij worden school en begeleiding goed afgestemd op elkaar. Pas dan is er een optimaal resultaat. Dit overleg vindt bij voorkeur plaats met (een van) de ouders erbij. Ook bij bijles wordt een begeleidingsplan opgesteld, dat gegeven wordt aan ouders, eventueel de cliënt en de school. Zo weten alle betrokkenen wat er is afgesproken. Dat is ook belangrijk bij het evaluatiegesprek. Ook bij bijles kan het nodig zijn, dat er oefenwerk voor thuis wordt meegegeven. Zo kan namelijk gecontroleerd worden of uitleg is begrepen. Het is belangrijk dat dit oefenwerk zelfstandig wordt gemaakt, zodat helder wordt hoe er gewerkt wordt. In de praktijk is een grote hoeveelheid materialen beschikbaar, waarmee wordt gewerkt. Niettemin is het ook belangrijk dat schoolwerk wordt meegebracht, zodat uitleg past bij wat er op school gebeurt.
Bij alles wat we hier doen, zijn een paar zaken van belang. Allereerst staat hier de persoon centraal. Die zoekt zijn weg in het leren en komt voor uitdagingen te staan, ook wat de persoon betreft. De ene persoon is meer gemotiveerd dan de ander. Weinig motivatie kan een groot struikelblok bij het leren zijn. In dat geval richten we ons op de motivatie en minder op de leerstof. Op de tweede plaats wordt met alle betrokkenen goed contact gehouden, specifiek met de cliënt en eventueel de ouders. Als er vraagtekens komen gedurende het traject, dan worden ze vrij snel besproken. Bijvoorbeeld: “moet er een onderzoek komen,” of “is dit het probleem wel”. Het is in het belang van de cliënt dat de hulp zinvol is en gericht is op het probleem.